Zeven geboden over geloofsopvoeding - n.a.v. de preek ‘Inprenten of hersenspoelen’
Schriftlezing: Deuteronomium 6 vers 1 y/m 12 en Markus 10 vers 13 t/m 16
1 Geef vrijheid door grenzen te stellen. Ouders willen hun kinderen soms vooral vrij laten. In Deuteronomium zien we echter dat God zijn volk regels geeft zodat ze zich vrij kunnen bewegen binnen de gestelde grenzen.
2 Leg het geloof niet op, maar wakker het aan. Straal daarbij uit dat het niet hoeft omdat het moet, maar omdat het goed is. Wat God ons zegt te doen, is goed voor ons en de mensen om ons heen. Hij legt het niet als een zwaar juk op onze schouders, maar raakt ons hart aan, zodat we het ook zelf gaan willen.
3 Prent het geloof in door het voor te leven. Kinderen onthouden namelijk vooral wat je doet en minder wat je zegt.
4 Zorg gedurende de dag voor vaste momenten waarop je iets van je relatie met God kunt delen. Zoek naar manieren om het met de hele dag door te verweven.
5 Als je over God praat, wees dan heel persoonlijk: wat heeft God specifiek in jouw leven gedaan? Daarbij hoef je je twijfels en vragen niet te verzwijgen.
6 Wees een drager van Gods beeld; Laat Hem zien zoals Hij is. Ouders staan als het ware tussen God en hun kind in. Ouders geven een beeld van God, ook al is het een vertekend beeld. Daarom is het zo belangrijk om God te laten zien zoals Hij is.
7 Investeer in geloofsopvoeding vooral bij jonge kinderen. Kinderen worden het meest gevormd als ze nog klein zijn. naarmate ze ouder worden gaan ze meer hun eigen weg en wordt de rol van de ouders anders.